We mochten het vaasje heel even vasthouden, terwijl Saartje haar hand gereed hield voor als we het zouden laten vallen. Zorgvuldig werd het weer in het doorzichtige papier gerold en netjes in het gummihakkendoosje opgeborgen op een plaats waar ze het nooit zouden vinden: in de tuin, in een gat naast de rododendron.
De grote dag kwam al snel naderbij, en ijverig gebruikten wij de resterende tijd om hem ook geestelijk voor te bereiden. We repeteerden: koperen bruiloft, zilveren bruiloft, gouden bruiloft, diamanten bruiloft, en Saartje las ons het gedichtje voor dat ze zou declameren:
Voor onze lieve vader en moeder, In Arnhem zijn jullie in het huwelijk getreden,
Twaalfeneenhalf jaar is het geleden, Opperrabijn Wagenaar heeft jullie getrouwd, Dat heeft vader ons toevertrouwd.
En nu hebben jullie drie jéletjes van zeven, negen en elf,
Ze mogen er zijn, zeg het nou zelf...
Als Saartje dat had gezegd, moesten Maurits en ik naast haar gaan staan, elkaar een hand geven, de hele familie aankijken, en dan zou zij vervolgen:
We vieren feest met cadeautjes belaan, En ook de misjpóge komt naar Tuindorp Oostzaan.
59