van Repelsteeltje, dat hij het reuze goed had gedaan, en riep zo hard: 'Wie weet, wie weet dat ik Repelsteeltje heet,' dat moeder hem waarschuwde aan de buren te denken.
Intussen sliep het grootboek in de ladenkast de slaap der rechtvaardigen. En omdat Saartje en ik zo goed op het huis hadden gepast, deden we met zijn allen nog een spelletje ganzenbord, totdat we naar bed moesten.
Een week later bladerde ik opnieuw in het grootboek, om geschrokken te ontdekken dat er aan de credit-zijde van een der bladen een pikkie met een zak was achtergebleven. Haastig scheurde ik het eruit en frommelde de prop in mijn broekzak.
51