weest bij Saartje, want zij had bijna net zo mooi, bruin haar als moeder gehad. Vroeger had ik er nooit op gelet, maar nu vond ik het wel leuk als ik naar haar keek. Het polkedot maakte haar vrolijk, net alsof ze steeds moest lachen. En haar ogen keken je heel verwonderd aan, anders dan eerst.
Ze had een blauwe katoenen jurk aan, die moeder bij de Zon voor haar had gekocht. Bij die winkel keek ik altijd in de etalage naar mooi ondergoed, omdat wij daar geen geld voor hadden.
'Als jij van de lagere school gaat, steek ik je ook in de kleren,' had vader gezegd.
Gek, zo'n korte jurk. Als je goed keek kon je Saartje haar dijbenen zien.
Mijn boek van de schoolbibliotheek had ik uit: Okke Tannema, die zijn dronken vader uit het café haalde. Ik had erom gehuild, en dat mocht Saartje niet merken. Ik zou haar wel eens laten zien wat ik durfde.
Het enorme boek lag op de onderste la in de mahoniehouten kast te dromen van vroeger tijden. Het had een donkergrijze kaft, voorzien van een sierlijk etiket. Vaak al hadden we er met ontzag in zitten bladeren, de onbeschreven bladzijden stuk voor stuk omgedraaid en vader gevraagd:
47