VIII
HET GROOTBOEK
Saartje had haar huiswerk klaar en lag op de grond met haar pop te spelen, de pop die ze nog van de Jordaan had, met lang haar en slaapogen. Een echt kleuterstoeltje stond ernaast, dat je in en uit kon klappen. Kinderachtig, voor iemand die in de eerste klas van de ULO zit; volgend jaar ging ze zelfs naar de HBS.
Eindelijk had ze polkehaar gekregen. Polkedot met zuurkool. Eerst mocht het niet van vader. Ze was kwaad geworden en had zelfs gehuild. Andere meisjes uit haar klas droegen hun haar ook kort.
Maar moeder had het voor Saartje opgenomen.
'Ik snap jou niet,' was vaders verweer geweest. 'Jij laat je haar toch ook niet knippen?'
Wat was dat nou voor argument. Hij had het zelf niet gewild toen ze voor haar vlechten honderd gulden had kunnen krijgen, van een kapper die er pruiken van maakte. Honderd gulden, stel je eens voor wat een geld.
Misschien was hij er daarom ook tegen ge
46