wel lief vond. En aan haar ogen kon je het ook zien. Maar ze vond net zo goed dat ik niet mocht roken. 'Dan word je niet sterk,' zei ze, 'en je wil later toch groot worden?'
Daar had ze het altijd over, dat ik sterk moest worden. Dat had de dokter al gezegd bij mijn geboorte: 'Die jongen wordt een Hercules.' Duizend keer had ze het al verteld, aan de buurvrouw, aan de bakker, nu wist ik het zo langzamerhand wel.
Zelf deden ze ook wat ze aan een kind verboden. Of vader misschien niet rookte. Al toen hij acht jaar was. En hij is toch ook een sterke man geworden?
Ik zou Saartje het klikken betaald zetten, wanneer zij thuiskwam uit Schoorl. Helemaal naar Schoorl waren ze.
'Ruik je niets, Sientje?' onderbrak vader zijn eten, en hij snoof luidruchtig terwijl hij zijn neusvleugels optrok.
'Kuiken?' zei moeder argeloos. 'Ik heb toch geen eten opstaan dat kan aanbranden? Tussen de middag...'
'Dan verbeeld ik het me,' antwoordde vader met een glimlach. 'En toch...' Opnieuw snoof hij alsof er iets verdachts in de lucht zat.
Ik wist heus wel wat hij bedoelde en zei gauw: 'Maurits heeft een windje gelaten.' Maar Maurits zei dat ik loog en ging voor me staan met zijn gat
39