hem na te doen. Mijn tanden schraapten langs het hout, lieten er krassen in achter, zonder dat er ook maar enige beweging in de stoel kwam.
Meer nog dan het pruimen van de buurman en van oom Max boeide mij het nauwelijks waarneembare tabak kauwen. Opa was nu sigarenmaker en zat in een huis op het Waterlooplein zijn vak uit te oefenen. Was een sigaar eenmaal gerold, dan beet hij er een puntje af, alvorens hem in een blok naast andere sigaren van zijn schepping te schuiven. Dat afgebeten puntje verborg hij achter zijn kiezen. Zo verzamelde hij al die tabaksrestjes in zijn mond tot een forse pruim, waar hij bijna onmerkbaar op zoog. Het sap spuugde hij nooit op de grond, zodat ik mij steeds weer afvroeg of hij het misschien had doorgeslikt.
Eens kwam de meester op de fiets naar school.
De halve klas holde achter hem aan om zijn karretje vast te kunnen pakken zodra hij zou zijn afgestapt. Wie het won mocht immers zijn rijwiel naar binnen brengen, naar de speelplaats waar hij onder een afdakje werd gestald. Viel die eer je ten deel, dan mocht je ook als eerste de klas betreden om de plantjes in de vensterbank water te geven, wel vier of vijf minuten voordat de anderen werden toegelaten.
Op het tafeltje van de meester, voor op het
30