kostte het de grootste moeite je ogen open te houden. Je ooghoeken brandden en je oogleden leken wel, als die van een slaappop met gewichten verzwaard, omlaag te worden getrokken.
En al die tijd maakte de buurman een kauwend gebaar. Als je goed keek zag je dat zijn mondhoeken een beetje bruin waren, evenals zijn tanden. Hij kwam uit Zeeland, was eerst boerenknecht geweest en vandaar bij de politie gekomen. Bij het opmaken van bekeuringen had hij schrijven geleerd, vertelde hij vol trots. Vader spotte daar graag mee, omdat hij nu eenmaal weinig respect had voor de intelligentie van het boven ons gestelde gezag.
Maar hij liet de buurman rustig uitpraten, want ook hij was nieuwsgierig. En hij knikte, toen de politieagent vertelde dat er tegen die voortdurende bedreiging slechts één afdoende remedie bestond: pruimen. Dat werd oogluikend toegestaan, en het hield je uit de slaap.
Daarom was onze buurman een ware pruim-virtuoos geworden. Soms liep het tabakssap langs de mondhoeken naar zijn kin. Dan zoog hij het opgehoopte vocht in zijn mond tot één bruine massa samen en spoog het straaltje in elke gewenste richting voor zich uit. Hij demonstreerde zijn grote bedrevenheid door een flinke klodder over de heg voor mijn voeten te deponeren. Dat was iets anders dan roken. Je moest het
28