bel, en de vrouw haastte zich naar beneden.
Na een blik op de klok te hebben geworpen waarschuwde Cor's moeder dat ik wel mocht voortmaken als ik om twee uur op school wilde zijn.
'Nee hoor,' begon ik, 'ik hoef niet...'
Haast zou ik me verspreken.
'De Franse leraar is ziek. We beginnen een uur later.'
Ik hoestte, zoals zo vaak de laatste tijd. Dikke brokken slijm, die ik anders op straat uitspoog, veegde ik nu voorzichtig in mijn zakdoek weg. Ze mochten het niet merken. Als ze het van Saartje wisten, dachten ze dat ik ook besmettelijk was. Dan mocht ik hier nooit meer eten, en dat kostte vader een goeie klant. Juist nou, nu het zo slecht in de schoenmakerij ging en er steeds geld nodig was voor Saartje. Ander eten, meer kleren, alles moest apart.
'Jij hoest ook lelijk,' merkte Cor op.
'Laurierdrop,' antwoordde ik. 'Thuis vraag ik vijf cent voor een pijp laurierdrop. Vader hakt het voor me. Hij zet er een schoenmakersmes op, met een tik van de hamer worden het zo allemaal brokken. Dat is goed. Dat weet ik van vroeger toen ik nog klein was. Dan was ik hees en hoefde ik niet naar school, in de eerste klas. En als ik twee brokken op had gezogen, om half tien, was
107