Bep stond al voor het Huis van Bewaring. Onze kleine meid bij zich in het wandelwagentje, warm ingestopt in een rood geruite zak. We hadden nog een kwartier.
'Gelukkig dat je er bent. Die kerel wou me niet met rust laten.'
'Wat was er dan?' vroeg ik verbaasd.
'Ik was eerst bij je vader in de winkel. Daar was een klant. Hij wist een goed adres waar ik mijn haar kon laten knippen, en was maar aan het kletsen. Toen ik wegging liep hij mee. Wat wil hij toch van me, dacht ik steeds. Misschien was het wel een NSB'er. Het was zo afschuwelijk. Helemaal tot hier aan toe. Hij praatte en praatte terwijl ik zo'n vreselijk bezoek ging afleggen. Maar dat wou ik hem niet vertellen. Hij is net pas weg.'
Ik wou de kleine meid uit de wagen pakken.
'Ik neem haar toch maar mee naar oom Henk. Ik kan het hem niet aandoen, zonder haar te komen. Ze is nu anderhalf, misschien heeft ze er nog niet zo'n erg in,' zei Bep.
'Zal ik dan ook meegaan? Ze hebben gezegd: de familie mag afscheid nemen.'
'Dat kun je niet doen als jood. De ss houdt je meteen vast.'
'Wil je dan van mij een boodschap aan oom Henk geven? Zeg hem dat het me verschrikkelijk spijt van die laatste keer. Ik had me niet zo mogen laten gaan. Hij is een van de grootste leiders van het Nederlandse proletariaat geweest, zeg hem dat vooral. En dat hij een pionier was; daarom was de tactiek voor hem geen probleem. Wat komen die meningsverschillen er nu op aan? Ja, een pionier. Zijn leven was een bijdrage tot de bevrijding van de arbeidersklasse. Vergeet je dat vooral niet, dat laatste? En als je hem een afscheidskus mag geven, geef er dan nog een en zeg: die is van Sal.'
77