form als een doodgraver. Bets heeft hem al verteld dat moeder ziek is en niet naar huis kon.
'Mag ik uw persoonsbewijs zien?'
'Hier is het.'
Hij kijkt en kijkt, ja, ze heeft een doktersstempel.
'Dan ga ik maar weer,' zegt hij.
Kan het waar zijn? Het is goed afgelopen, gegaan zoals wij het hebben gewild. Wat een geluk. Moeder blijft natuurlijk bij ons, vannacht, morgen zien wij wel weer.
'Toen ik binnenkwam was hij bezig de laden van het dressoir te doorzoeken,' vertelt Bep. Hij had zeker ook de post van Maurits gevonden.
'Zie je wel, Bep, dat we er verstandig aan hebben gedaan?' Ineens voel ik me heel zeker en flink, dat idee was van mij, het is goed gegaan. Wat een zege.
Negen uur is het intussen geworden. Er wordt gebeld, drie maal, goed volk dus. Is het die Schalkhaarder weer? Waarom is hij teruggekomen?
'Ik moet uw moeder toch halen. Vanavond zijn de zieken-stempels ingetrokken, is me in de kazerne gezegd.'
Hij liegt het, natuurlijk, hij heeft zeker zijn aantal niet gehaald.
'U kan een zieke vrouw niet meenemen.'
'Het zal toch moeten.'
Ik ga bij het bed van moeder staan, tussen haar en die Schalkhaarder in.
'U ziet toch dat zij ziek is.'
'Ik kan er niets aan doen, het zijn mijn instructies.'
'Zij kan toch niet mee.'
'En toch moet het.'
Wat kunnen wij nog doen, in godsnaam, hoe houden we die smeerlap tegen?
Maar moeder staat al op, kleedt zich langzaam aan. Zullen we Elsje wakker maken? 'Laat die schat slapen,' zegt ze en bukt
98