Of is dat geen gewoonte bij ons? Mogen de kinderen dan hun zusje niet meer zien?
Het zingen is afgelopen. Eerst wou ik niet, maar nu ben ik er warm van. We gaan naar binnen, ik schaam me voor vader en moeder, dat ik juist nu heb gezongen. Ik durf ze haast niet aan te kijken. Straks maar vragen of ik nog een keer naar Saartje mag.
Ze hebben ergens over gesproken, dat merk je meteen.
'Wil je echt alleen André en Lientje schrijven, Sientje?' vraagt vader.
'Ja,' zegt ze nu, ze ziet geloof ik niet dat wij er bij zijn. 'Ja Barend, mijn andere familie hoeft niet te komen. Ze hebben zich niets van ons aangetrokken toen we ons geen raad wisten, in Tuindorp. En nu is Saartje er niet meer.'
Moeder huilt voor het eerst. Je hoort het niet, maar grote tranen lopen langs haar gezicht, tot in haar hals. Ze is hees, plotseling, ik kan haar niet verstaan.
'Jullie moeten naar bed, jongens.'
Echt waar? Ik heb vader nog niet gevraagd of ik Saartje mocht zien. 'We blijven vannacht in de Bataviastraat,' zegt hij nog en praat al weer met de anderen. Wat erg is dat, ik heb het niet kunnen vragen.
Heel stil liggen we naast elkaar, Maup en ik. Nooit zal ik meer met hem vechten, ik zal er in mezelf op vloeken:
'Salie, vloek er op dat je nooit meer met Maurits zal vechten.'
'Ik vloek er op dat ik nooit meer met Maurits zal vechten.'
'Mag je lijden dat je hier dood blijft liggen.'
'Mag ik lijden dat ik hier dood blijf liggen.'
Hoe laat zou het zijn? Ik hoor ze binnen nog praten.
'Slaap je, Maurits?'
'Nee Salie.'
'Ik kan ook niet slapen.'
'Moeder huilde, he?'
84