'Er staat verder niets in het telegram.'
'Na vieren?'
'Het lijkt me beter als jullie meteen gaan.'
Je kan buiten zien dat het nog vroeg is. Alleen kleine kinderen spelen op straat. Een bakker loopt achter zijn kar, een verhuiswagen wordt uitgeladen.
'Zullen we lopen?'
Ik voel er veel voor. Zo vroeg al bij opoe, je verveelt je maar. Het is een heel eind, ze wonen nu in de Bataviastraat.
We snappen er helemaal niets meer van. Wat moeten we bij opoe doen? Een telegram op school; ik probeer te denken waarom het kan zijn. Het lijkt wel of mijn hoofd verstopt is.
Eindelijk, Bataviastraat. Hier is het. Tweemaal bellen.
'Weet je wat bellen in het Duits betekent, Maup?'
Dat heeft hij nog niet geleerd. 'Blaffen.' Hij gelooft het niet. Straks aan vader vragen, dein zal hij het horen.
De deur wordt opengetrokken. Opoe staat boven aan de trap.
Even uithijgen. Wat zegt ze?
'Saartje is dood.'
Ze is gek. Vorige week is Saartje nog aangekomen en had ze minder koorts.
We moeten op de divanbank zitten. Ze zegt het weer: ''Vannacht is Saartje plotseling gestorven.'
Is het wél waar?
'Waar is vader dan?' wil ik vragen, maar ik moet slikken, net als op school.
Vannacht is ze gestorven? Misschien is het gebeurd toen ik met Maup aan het knokken was. En was ze dood toen we ermee uitscheden. Opoe zegt altijd dat grote jongens niet moeten huilen. Zij huilt ook niet. Twee kinderen zijn bij haar dood gegaan, heeft vader verteld, maar die waren nog heel klein.
Maurits schokt, ik voel het op de divan. Zal ik mijn hand op zijn schouder leggen? Hij duwt hem weg. Hij is toch niet kwaad op mij?
80