Vader zoekt de hoofdzuster.
'Ja, de professor was tevreden over de operatie. Het was een gemene breuk. Hij heeft een stukje van het been moeten nemen. Uw zoontje zal zijn arm nooit meer recht kunnen buigen.'
jodenschooltje
Er is een meneer bij ons, van de Joodse gemeente. Hij heeft er met vader over gesproken dat wij godsdienstonderwijs moeten hebben, er is een joodse school op de Laanweg.
'Dat is veel te ver voor de kinderen,' zegt vader.
'Toch ook aan het overkant van 't IJ?'
'Een uur lopen van hier.'
'Gaat er geen bus?'
'Dat kan ik niet missen.'
Op zondag, woensdagmiddag en donderdag om 5 uur is het jodenschooltje, dat is — heen en terug — zes keer bussen, zestig cent per kind. Saartje niet meegerekend - zij is op de m.u.l.o. en heeft geen tijd - komt het op ééntwintig per week. Geen denken aan.
Een brief van het jodenschooltje, het bestuur zal voor ons de buskosten betalen. Niemand had daar aan gedacht. Nu móéten we wel. Mijn vriendjes mogen het niet weten, maar het is niet gemakkelijk zo iets te verbergen, drie keer per week.
Ik ben negen, Maupie is zeven, we komen in de eerste klas want we weten er niets van. De meeste kinderen zijn van het Asterdorp, ze hebben schoolkleding aan, hier hoeven we ons niet te schamen voor onze kleren.
Als we goed opschieten mogen we naar de tweede klas. Na een maand al kennen we de Hebreeuwse letters, meester Kost beschouwt ons als een wonder. 'In één maand hebben ze geleerd waar de anderen een jaar over doen,' zegt hij tegen juffrouw Oerbeek. Een kunst, bij die kleine kinderen.
31