bij oom Jacques, maar Maurits moet ook hebben. Hij isnogniet thuis.
'Je mag ze allemaal opeten.'
'Moet Maupie dan niet?'
Als je me nou, moeder begint te huilen.
'Wat is er?'
'Maurits heeft vanmiddag zijn arm gebroken, met voetballen. Vader is met hem mee naar het ziekenhuis.'
'Hoe kan het dan?'
'Hij is achterover gevallen en door zijn arm gezeikt.'
We zijn erg stil, alle twee. Ik durf geen oliebol te nemen.
'Eet maar op, die oliebollen.'
Gek, het is net of er geen smaeik aein zit.
Eindelijk, daar is vader, zonder Maup.
'Hij ligt in het Binnengasthuis. Voorlopig moet hij daar blijven. Zijn elleboog is gebroken, een stuk been stak door het vlees. Hij moet geopereerd worden. Professor Lantzer zelf zal hem helpen, die is heel knap.'
Zal het weer goed komen?
We moeten afwachten.
Het is vervelend thuis, als je enigst kind bent. Wat je vraagt krijg je, ik durf haast niets te zeggen.
Maurits is nu geopereerd, woensdagmiddag mag ik mee op bezoek.
Eerst moeten we buiten wachten, tussen een heleboel mensen. Ze praten edlemaal zacht, of een ander het niet mag horen. Nog vijf minuten, dan mogen we naar binnen. Nu moeten we leings een portier met een pyjamajasje aan, hij wil de kaeirten zien. Doorlopen, naar binnen.
Het stinkt hier, nog erger dan bij de apotheker. Laten ze je zo in de stank liggen? Maupie weet dat ik kom, vader heeft het al verteld en ik heb een ansicht gestuurd.
De bel gaat, we mogen naeir de zaal.
Ik geef vader een hand, je kan hier wel verdwalen. Waar
29