De Rode Burcht
Als een massief bolwerk torende de Rode Burcht boven de oude binnenstad van Amsterdam. Omringd door geasfalteerde straten, saaie lintwurmen als alle gedempte grachten, leek het zich voor de eeuwigheid op een onneembaar eiland te hebben gevestigd. Links een steeg, waar balen krantenpapier werden binnengerold. Vrachtwagens versperden de achteringang voor het personeel, om er de krant, De Vrije, in te laden en te vervoeren naar verre delen van het land.
Een huisje-met-trapgevel, in vele standen gefotografeerd, vormde aan de overkant een rustpunt in het stadsgewoel. Je kon er sigaretten kopen, naast een café, waar journalisten elkaar de laatste nieuwtjes vertelden, op hun chefs kankerden omdat die véél te rechts waren, en soms een glaasje meer dronken dan zij konden verdragen.
Daarachter, log en lelijk, een oude kerk met gifgroene, koperen koepel, ten offer gevallen aan de geest des tijds en gedoemd als zakentempel haar laatste levensjaren te slijten. In een steeg erheen haastte zich dag en nacht het manlijk geslacht, starend naar vrouwen van onbestemde leeftijd, die er voor een stief kwartiertje hun lichamelijkheid verhuurden.
Aan de voorzijde van het dagbladgebouw reden trams van en naar het Centraal Station, terwijl hun bestuurders driftig tingelden om de rails vrij te ma
53