Vijf lange uren besprak de raad de verkoop van gemeentegrond aan een bedrijf. Anders namen Guus en ik om beurten op, steeds een kwartier, en wie van ons tweeën vrij was noteerde interrupties, holde raadsleden achterna om citaten uit hun handen te rukken voordat de pers ze had opgevraagd. Maar in mijn eentje draaide ik mee als een mallemolen, terwijl ik stenografeerde, namen noteerde, opsprong als er even werd gezwegen, naar mijn plaats terugrende, duizelde en me zelf tot de orde riep om weer op te nemen, alweer...
's Nachts, in een hotel, kon ik niet meer slapen, en daarna, thuis, kreeg ik longontsteking. Met een gevoel van opluchting van alles bevrijd te zijn.
En toen ik beter was.
'Je moet ook mee naar Breda.'
'Onmogelijk.'
'Als we het niet doen kost het me een contract. Daar moeten wij van leven.'
Sprekers met Brabants dialect. 'Weet u wel, wethouder, die straat bij de Ginnekenmarkt? Nee, niet de Baronielaan, links erachter!'
Guus had me erover opgebeld, zulke onzin mocht niet in het verslag. De werkelijke straatnaam moest erin. Van een volwaardig stenograaf verlangde hij beter werk. Ik diende mijn hersens te gebruiken. En het Nederlands deugde ook niet. Zes woorden had ik nodig als ik met vijf kon volstaan. 'De bouw van woningen realiseren' was het vormloze jargon van raadsleden, daar moest ik een ander werkwoord voor kiezen. Guus maakte van zo'n verslag een lite
42