Zijn stem trilde van verontwaardiging als hij de jodenvervolgingen noemde.
Gisteravond had hij over heel andere dingen gesproken, en nu ik het me voor de geest wilde halen draaiden mijn gedachten als een kat om de hete brij. Ik zocht onder de deken naar een sok, die ik in mijn broekzak ontdekte, trok een schoenveter stuk en knoopte de eindjes aan elkaar. Toen verdween ik naar de eetzaal.
Een stadhuisbode had na de vergadering voor Guus en mij het hotel besproken omdat er geen trein meer ging. Ik was vanmorgen met moedwil zo vroeg opgestaan om Guus niet te ontmoeten; er was helemaal niemand. Zou hij nu denken aan mijn woedende reactie, plotseling, zonder dat ik het zelf had gewild? Vroeger had ik mij vaak op de tong gebeten, liever dan iets te zeggen als hij me had opgejaagd. Nooit deed je genoeg. Taak van stenograaf. Taak van stenograaf. Taak van stenograaf. Hij maakte me half gek, en was toch een reuzekerel. Daarom werd het zo moeilijk. Hoe kon je hem iets weigeren?
'Die vergadering in Hengelo, wil je daar alleen naartoe?'
'Maar ik heb al zo'n achterstand.'
'Het is een hameragenda. Een half uurtje werk.'
Het ging goed, een stief kwartiertje, totdat een raadslid opstond: 'Ik maak bezwaar tegen dit punt. Nee, ik eis hoofdelijke stemming.'
'In een openbare vergadering?'
'Dan maar besloten.'
41