mingen er bestaan/ zei Guus. 'In Spanje was het een revolutionaire massabeweging, maar in andere landen, ook in Nederland, is het in sterke mate Tolsto-jaans, tegen elk geweld. Zo zelfs, dat Kees Boeke, de onderwijsman, in de jaren twintig weigerde postzegels op zijn brieven te plakken, omdat het geld de staat ten goede zou komen. Sterker nog: nadat HitIer in Duitsland aan de macht was gekomen, liep er in onze kringen een zogenaamde Duitse emigrant rond waarvan wij de zekerheid kregen dat hij een nazi-spion was. Hij bracht werkelijk emigranten aan, en we moesten hem kost wat kost kwijt. Maar de geweldlozen meenden dat hij diende te worden overtuigd van de dwalingen zijns weegs.' Schandalig, vond Guus zelf. En dan kwam er nog meer kritiek. Hij erkende de goede kanten van de Russische revolutie, ook voor de arbeiders in het Westen. Het kapitalisme had nooit zo grote concessies aan de arbeidersklasse gedaan zonder de heilige angst voor het Russische spookbeeld.
Guus vertrouwde mij zijn twijfel toe als aan een vriend, en dat was waar, tijdens het gezamenlijk zwoegen op al die vergaderingen en de vrije uren die wij daarna samen doorbrachten, was er een stevige vriendschappelijke band tussen ons ontstaan. Ja, hij had mij geholpen. Hij had vaak mensen geholpen, tijdens de bezetting een ter dood veroordeelde jonge communist. Door zijn vak kende hij een autoriteit die NSB'er was geworden, en bij hem had hij om bemiddeling gepleit. Zo was de jongen gered, en Guus was nog ontroerd als hij erover sprak.
40