zal ik maar hier laten/ zei oom. Een mazzeltje. Het gat kon moeder best verstellen, en ik had een jas nodig.
Oom David vertrok. Vader mopperde dat Mau-rits er nog steeds niet was. 'Ga vast drie straten-makertjes halen, bij de bakker in de Van Campen-straat/ zei hij, 'en neem twee pond schelvis mee uit de Albert Cuyp, daar heeft moeder om gevraagd.'
In de bakkerswinkel hielp de vrouw van de bakker mij. Zij was zo'n dertig jaar, mollig, en met blond haar waar ik jaloers op was. Haar jurk was laag uitgesneden, en toen zij zich bukte om onder de toonbank broodpapier te pakken, kon ik haar naakte borsten zien. Plotseling richtte zij zich weer op, en ik dacht: 'ze heeft vast gemerkt dat ik keek/ kreeg een kleur, en moest slikken.
'Is je broer er niet?' vroeg ze alleen.
Ik vertelde wat er met hem aan de hand was, en zij antwoordde: 'Jullie zijn alletwee knappe jongens. De meisjes zijn vast gek op je, hè?' Plagend keek ze mij even aan, sneed de drie halve broden overlangs door. 'Wat moet erop?' vroeg ze.
'Boter en komijnekaas/ zei ik, en weer bloosde ik.
Ik slenterde terug over de markt, keek of oom Hartog er stond met Chinees aardewerk, en kon hem niet vinden. Toen kwamen de stalletjes met vis, die je bij die warmte al tegemoet stonk. Ik zou maar bij Locher kopen, een klant uit de winkel. Zijn zoon stond er, een reus van twee meter. Hij vroeg niet wat ik wilde hebben, zei: 'Neem dit zooitje maar mee voor een kwartje. Jullie moeten ze zelf
15