even uit op de machine/ zei hij tegen mij, 'en doe voorzichtig.'
Toen de schaakmeester vertrokken was bleef het rustig in de schoenmakerij, wel een uur lang. Er kwam een klant met stikwerk, en daar was geen pósjet aan te verdienen, iemand moest een paar veters hebben.
Daar kwam oom David, de jongste broer van vader, wel twintig jaar jonger, en plotseling was ik blij. Van al mijn ooms en tantes hield ik het meest van hém. Hij kwam altijd om zijn schoenen te laten maken, wat lang niet voor de hele familie opging, en dat laatste griefde vooral moeder, doch ook mij. Hij had tenminste geen kapsones gekregen.
Ze zagen er helemaal niet als broers uit, vader was gezet en had een rond gezicht, terwijl oom David juist slank was, met scherpe trekken, een donkere haardos, een zware bril. Een echte schoolmeester! Ze konden allemaal goed leren bij opa en opoe. Toen opa in een sigarenfabriek werkte, stond hij ook zijn mannetje. In de werkplaats wilden zijn maats dat hij ging vertellen, over de socialistische beweging of een verhaal, en in die tijd rolden zij voor hem de sigaren. Op zijn sterfbed nog ijlde hij over de staking van 1903.
Ineens gaf oom David een schreeuw. Hij was te dicht bij de uitpoetsmachine gaan staan, de tweedjas die hij over zijn arm droeg was tussen een rol van de machine geraakt en draaide mee, terwijl hij hem terug wilde rukken. 'Zet de motor af!' riep vader. De jas was al stuk, er zat een grote scheur in. 'Die
14