REPUBLIKEIN
Het is erg moeilijk voor mij om nee te zeggen tegen Jel-tje, het dienstmeisje van de baas. Zij verwent me altijd een beetje als ze koffie komt brengen, met een extra koekje; of ze verwijt me dat ik met water de golf uit mijn haar probeer te halen, die ze juist zo mooi vindt. Ze is drie jaar ouder dan ik, veel te oud dus om nog verliefd op elkaar te worden. En de baas wil ook niet dat er leden van het personeel verkering met elkaar hebben. Maar lief vind ik haar wel, en zij mij ook wel een beetje. Als zij koffie brengt, blijft zij net zo lang bij mij praten totdat ze door mijn collega's wordt weggeplaagd, of soms krijgt ze zo maar een kleur, en verdwijnt dan haastig. Wat ik niet snap is dat ze lid is van het Leger des Heils. Zo'n knappe meid. Ze is de degelijkheid zelve, en kijkt verontwaardigd als de vrouw van de baas haar terechtwijst omdat ze in mijn bijzijn haar voet op een stoel zet en haar naakte dij bloot komt. Om haar te plagen zeg ik tegen haar dat als ik niet in de hel kom, er ook geen hel bestaat. Met tranen in de ogen loopt ze weg.
En juist Jeltje wordt door de baas op mij af gestuurd om te zeggen dat ik boven moet komen om naar de radio te luisteren. Het hele personeel zit al boven want de plechtige uitvaart van de Belgische koning Albert wordt uitgezonden. Hij is van een rots gevallen.
Ik ben niet meegekomen, en zit in mijn eentje te werken als Jeltje naar mij toe is gestuurd.
'Meneer vraagt waarom je niet boven komt.'
Ik zucht even diep. Hoe moet ik het haar duidelijk maken?
7i