'Bij mijn en bij jouw gezond', grap ik.
'Nee ik meen het.'
'Ik ook.'
'Beloof het me dan.'
'Dat beloof ik.'
'Zul je me er ook niet mee pesten?'
'Mijn hand erop.'
'Je kent Juultje toch wel?'
Ik krijg een kleur en knik.
'Ik ben verliefd op haar', zegt hij zachtjes, 'denk je dat ik kans bij haar maak?'
Ik sluit mijn ogen om niets te laten merken, leg mijn hoofd op mijn arm. Dan richt ik mij op, open mijn ogen die door het zonlicht worden verblind, en daar ben ik blij om, want nu hoef ik Maurits niet aan te kijken. 'Juultje uit het sjv?' vraag ik langzaam, 'een aardig meisje.' Ik rek die woorden om tijd te winnen. Zal ik hem vertellen wat er is gebeurd? Moet hij zich iets aantrekken van het blauwtje dat ik heb gelopen? Misschien is ze wel gek op Maurits, hij zou bij haar de eerste zijn. En ik antwoord: 'Ja, ze is een aardig meisje. Je kan het proberen.'
90