als je in Amsterdam komt, kijken de Portugese joden neer op de Hoogduitse, omdat zij ook op de een of andere manier van adel waren, Spaanse adel, Portugese adel. De Hoogduitse joden kijken weer neer op de Poolse, de Poolse op de Russische, en ga zo maar door.'
'Jullie zijn helemaal van het jodendom vervreemd', stelt Arie vast, 'en dat terwijl we dubbele familie zijn. Onze moeders zijn zusters van elkaar en onze vaders neven.'
Maurits geeft geen krimp: 'Dat heeft met geloof niets te maken. Trouwens, dan is onze grootmoeder ook een Kaun, want zij is een tante van je vader.'
De volgende dag neemt onze neef Jacob ons in zijn fordje mee naar de Duitse grens, waar de douane ons een dagpasje verstrekt.
Aan de overkant van de grens speelt een muzikant op zijn trekharmonica: 'Marie die vrijt met een huzaar'.
Terwijl we in Kleef aankomen, klinken de tonen van het wijsje nog in mijn oren na. Nooit eerder ben ik in het buitenland geweest.
De weg naar Zuid-Limburg slingert door vlakten waar de wind je het spreken onmogelijk maakt. Doodop komen wij in Roermond aan, de laatste pleisterplaats vóór Hoensbroek.
We zullen die nacht in de jeugdherberg slapen, en voetballen een partijtje op het veld ervoor. Maurits is door het dolle heen maar struikelt in zijn enthousiasme, en maakt een smak. Zijn linkerarm is nu eenmaal krom, nog uit de tijd dat hij als kind met voetballen zijn elleboog heeft gebroken, en kan de val niet opvangen.
Zijn gezicht is vertrokken van pijn, en zo gaan we
«7