KOERIER
Moeder heeft van vader een stuk krant gekregen, zit erboven te knikkebollen, terwijl vader de kolommen van zijn bladen, die hij in twee handen voor zich houdt, napluist.
'Is er geen thee?' vraagt hij, zonder op te kijken.
Moeder schokt wakker. Als bij gewoonte buigt zij haar hoofd naar achteren, dat door de zwaarte van haar haarmassa nog meer achterover schijnt te worden getrokken. Haar door staarvlekken bewolkte bruine oogappels kijken verdrietig in haar bleek, ovaal gezicht, haar lippen nog op elkaar geklemd.
Zuchtend staat zij op, sloft naar de keuken, zet water op het gas, valt bijna over de kat, geeft het beest een schoteltje melk. Met een volle pot thee komt zij weer naar de kamer.
Opnieuw loopt zij naar de keuken, om de suikerpot te vullen, morst, korrels kraken onder haar voeten. Zij komt weer aan tafel zitten, zucht opnieuw, als moet zij het heel diep uit haar lichaam halen. Zij bukt zich zodat ik haar als flessen uitgerekte borsten zie onder haar jurk. Haastig wend ik mijn blik af.
'Het is hier koud', vindt Maurits.
'Ik zal even naar de kachel kijken', antwoordt moeder verontschuldigend. Ze ziet dat de kolenkit leeg is en loopt de binnentrap op naar de zolder om hem te vullen. Zij port in de laag kolen op het vuur totdat er een steekvlam uitkomt.
'Hebben we niets bij de thee?' vraag ik, wetend dat zij het trommeltje voor ons heeft verstopt.
57