Juultje. Ze is pas vijftien jaar, terwijl ik al zeventien ben. Alle jongens lopen haar achterna omdat ze zo vrolijk is, met haar guitige donkere ogen en haar golvend blond haar. Zou ik haar durven vragen? En zou ik een kans maken? Ze komt uit een heel ander milieu dan wij thuis, en vindt me misschien een sjlemiel. Waarom denk ik dat altijd? In de jeugdgroep was het misschien zo, met al die kantoormeisjes, maar zij werkt bij de Bijenkorf als leerling-verkoopster.
Toch bestaat er in de revolutionaire jeugd ook verschil. Als je werkloos bent tel je niet mee bij de meisjes. Soms maken ze de verkering uit als je op straat komt te staan, zelfs als die al een hele tijd aan de gang is. Dan heb je geen perspectief meer, beweren ze.
Gelukkig heb ik wel vast werk, dat kan ik Juultje voorhouden. Misschien voelt ze zich beledigd als ik het aanvoer. Als ik er met haar over praat, ga ik natuurlijk stomme dingen zeggen in mijn onhandigheid. Het is veel beter haar een briefte schrijven om haar mijn liefde te verklaren en erbij te vertellen dat ik bij de Bijenkorf zal staan om haar antwoord af te wachten.
Maurits mag het niet weten, anders gaat hij me pesten. Dan schatert hij van het lachen en maakt geniepige opmerkingen zodat vader en moeder het snappen. Het is beter hem uit de weg te gaan.
Het is zaterdagmiddag, vijf uur, en nog komt Juultje niet uit de Bijenkorf. Waarom komt ze niet opdagen? Is ze kwaad op me?
Een dag later, op zondagochtend, loopt ze met me mee naar de Jodenhoek, waar ik haar op een ijsje trakteer, een dikke van een dubbeltje van Montezinos waar je je mond bij moet opensperren tot je kaken er pijn van doen.
'Kinderverkrachter', roept een marktsouger me
5i