gaan en het dek van hen weg te trekken, als wil ik zien of zij ontbloot zijn, en schaam me ervoor. Misschien ben ik wel jaloers op een jongen en meisje die zo vrij met elkaar verkeren, misschien is het ook een hartstochtelijke nieuwsgierigheid naar het liefdesleven van anderen. Ik draai mij weer haastig naar Judith toe en ontdek dat zij naar mij kijkt zodat ik een kleur krijg.
Stom van me om te blozen als een klein kind. Ze zou er nog wat van denken. Ik wil niet eens verkering met haar hebben, zo'n baasspeelster is ze. Alles wil ze altijd voor me regelen.
We staan weer op om verder te fietsen, ons aan te sluiten bij de ononderbroken slang van fietsers die voorbijglijdt. 'Hallo hier Hilversum, hier is de vara' wordt er gezongen. Je moet goed opletten dat je niet met je voorwiel in de wielen van een ander rijdt. Want het is druk op de smalle, door naaldbomen afgezoom-de straatweg naar Hilversum.
Nu roept Judith dat ik moet blijven staan en wenkt mij terug. 'Wat is er nou weer?' vraag ik geprikkeld, en zij antwoordt gelaten: 'Lekke band. Ik heb ermee doorgefietst maar het werd me te zwaar. Kijk eens, de buitenband is van het wiel af gelopen.'
Ik slinger de fiets op zijn kop en wip met mijn bandenlichters de buitenband langs de velg. Ik pomp de binnenband op, zonder dat er lucht in komt.
'Zo lek als een mandje', zeg ik somber, 'hoe kun je zo stom zijn door te fietsen toen je merkte dat je band leegliep?'
'Ik dacht alleen dat hij wat zachter werd, we zijn er bijna, dacht ik, en ik wou je niet lastig vallen, dacht...'
'Zeker met al die gaatjes. Omdat je bent blijven doorfietsen heeft die spijker er een vergiet van gemaakt. Kijk maar...'
37