Vier klodders gluton op het aanplakbiljet, een kwak tegen de deur, en het hangt. Ik kan daarna bij die mensen aanbellen en wegrennen. Ze zullen het er dan wel afhalen. Strafbaar? Niemand weet wie het gedaan heeft. Als ze nu eens niet naar beneden komen? Denken dat het een fopbelletje is? Ik kan ook naar boven gaan om het ze te vertellen. En een pak op mijn donder krijgen, zeker. Die vrouw is wel eens op kantoor geweest. Gewone mensen.
Mijn loper past in het slot van de buitendeur. Zachtjes, bij elke stap op mijn tenen meeverend, klim ik de trap op. Voor de bovendeur blijf ik even staan luisteren. Ik klop. Stilte. Weer tik ik aan, nu met een sleutel op het matglas boven de deur. 'D'r is iemand', schreeuwt een kind.
Een man doet open, bekijkt me en zegt: 'We hebben niks nodig.'
'Daar kom ik niet voor', antwoord ik gehaast en fluister: 'lk moet bij u aanplakken. Maandag is er verkoping. U moet gauw op kantoor komen praten.'
'Waarover?'
'Over een regeling.'
'Die stofzuiger heb ik allang betaald', antwoordt de man.
'Maar niet de kosten van de rechtszaak, en van het beslag', zeg ik.
'Afbetalingsmaatschappijen. Zwendelaars zijn het. En nou kom jij me waarschuwen. Waarvoor eigenlijk? Word ik daar een cent beter van?'
Ineens voel ik me onzeker. 'Als u het eraf haalt zien de buren het niet', mompel ik zonder overtuiging.
'Ze mogen vooral mijn schande niet ontdekken', snauwt hij me toe. In het halfdonker kan ik zijn gezicht nu beter zien. Zorgelijk, verdrietig. Een meisje van een
30