Huiverig verlaat ik 's middags het kantoor, terwijl het woord ellendeling nog in mij naklinkt.
Toch meent hij het niet zo kwaad met me, want na enige maanden prijst hij mijn werk en leent hij me zelfs een boek over procesrecht, 'om kandidaat-deurwaarder te worden', voegt hij eraan toe. Het is gortdroog, niet om doorheen te komen, terwijl vader er juist trots op is dat ik die kans krijg.
Het gekke is dat ik het niet naar vind op het deurwaarderskantoor. Brieven schrijf ik graag, een klein beetje lijkt het op echt schrijven. Bovendien heeft de baas een hartstikke aardige vrouw, die me verwent, met een kopje chocola, of een appel, of een krente-broodje.
Die conclusie van repliek nog overtikken, uit het klad. Alleen ik kan het handschrift van meneer lezen. Een droog taaltje. Ze vechten om de vraag wie er gelijk heeft. En ze proberen elkaar vliegen af te vangen, op foutjes die niets met de zaak te maken hebben. Bij verlies moet ik schrijven: 'Het spijt ons dat u uw zaak hebt verloren', maar bij winst: 'Tot ons genoegen kunnen wij u mededelen dat wij de zaak voor u hebben gewonnen.' De baas is hartstikke goed met rechten. Beter dan een heleboel advocaten. Hij is chef de bureau geweest bij een advocaat van de s d a p . Die is een keer bij ons op kantoor gekomen en zei, waar wij bij waren: 'Kees, laat jij je mensen de hele dag bij kunstlicht werken?'
De telefoon rinkelt, op het voorkantoor.
'Ben jij dat Sal?' roept de baas aan de andere kant van de lijn. 'Zeg tegen mijn vrouw dat het erg tegenzit. De politie is erbij. Voor zevenen zijn we niet terug van de uitzetting. De post? Leg maar op mijn bureau. En luister, je moet aanplakken in de Mercator straat. Is dat je werk niet? Lig niet te sodemieteren.
29