tulp op hun jasje naar school. Daarom schijnt hij zo'n respect voor mij te hebben, omdat ik ook rood ben. Sam noemt hij me.
De boekhouder is ook eens schoolmeester geweest, maar hij kon de orde niet handhaven. Hij is omstreeks veertig jaar, en mag me graag, al vloekt hij wel eens op me.
Het zijn gekke mensen, en toch voel ik me niet ongelukkig bij ze. Ik heb altijd gedacht: kantoorbedienden zijn mensen met een vouw in hun broek, een stropdas om, een stijf boordje en netjes gekamde haren. Op het deurwaarderskantoor is het gelukkig niet zo.
Mijn werk valt mee. Brieven tikken: aanmaningen voor mensen die niet willen betalen. Conclusies, dat zijn stukken voor de rechtbank als er een zaak dient die door de deurwaarder aanhangig wordt gemaakt.
Conclusie van antwoord; conclusie van repliek; conclusie van dupliek. Zoek maar uit. Interessant is het soms wel. Het lijkt wel een echt gevecht, en als je meedenkt met watje zit te tikken leer je er een heleboel van.
De baas heeft klanten in Duitsland, die in Nederland geld te goed hebben. Hij dicteert het antwoord in het Nederlands, ik stenografeer, en werk het in het Duits uit.
Nu roept hij me bij zich op het voorkantoor.
'Wat staat hier', vraagt hij scherp, en laat me een brief lezen die ik zelf heb geschreven. Het gaat over een wanbetaler die gescheiden is, en die niet kan worden aangepakt omdat hij onder huwelijkse voorwaarden was getrouwd, en nu niets blijkt te bezitten. Ik heb het woord scheiding in het woordenboek opgezocht. Er stond Abschied. En dat heb ik geschreven. 'En weet je wat het betekent? Afscheid', bijt hij me toe. 'Ellendeling die je bent.'
28