'Dit is toch uw zoontje?'
'Ja', antwoordt zij.
'Corrie heet je, hè?' vraagt hij vriendelijk aan het kind, dat haastig knikt.
'En u bent...' De baas leest voor uit het vonnis, ... zoontje werd aan de vader toegewezen en moet door de moeder aan hem worden afgestaan.
'Ik begrijp wel dat het verdrietig voor u is, maar ik moet uw zoontje meenemen, in opdracht van uw vroegere man.'
'U krijgt hem niet', antwoordt de vrouw bitter.
'Het zal wel moeten. De rechter heeft het zo beslist. Als u niet meewerkt moet ik geweld gebruiken. U moet verstandig zijn.'
'Dat bèn ik. Daarom blijft hij bij me.'
De baas geeft mij een wenk bij het jongetje te gaan staan, maar de moeder loopt er ook naar toe, en de deurwaarder volgt haar.
'Nee', gilt ze, 'mijn man deugt niet.'
Angstig kijkt het jongetje voor zich uit.
'In de stukken staat dat u een inktpot naar zijn hoofd hebt gegooid.'
'Hij wou me gebruiken', snikt de vrouw.
Weer wenkt meneer, dat ik het jongetje mee naar buiten moet nemen. Op de trap kan ik hem geen hand geven, til hem op, en hij hangt als een loden gewicht om mijn nek zodat ik bijna stik.
Buiten zet ik hem neer.
'Ik wil niet naar papa', zegt hij zacht, en herhaalt het automatisch.
'Waarom dan niet?' vraag ik, 'papa is toch ook lief?'
'Hij slaat me altijd.'
We staan zwijgend bij elkaar. Wat ben je lang tegenover zo'n jongetje, denk ik, twee hoofden groter.
135