Willy bestrijdt mijn kritiek, wijst me erop dat oom Henk zelf met een joodse vrouw getrouwd is geweest en een dochter bij haar heeft, dat hij bevriend is met Leo Trotski, die hij de granieten jood noemt, en een groot bewonderaar is van Rosa Luxemburg. Elke gedachte aan antisemitisme is te dwaas om los te lopen, houdt hij me voor.
'Koop er wat voor', antwoord ik scherp.
'Je moet het niet zo zwaar nemen', reageert Wil. 'Wees blij dat hij contact met je zocht, dat hij je de moeite waard vindt. In dat opzicht wijkt hij af van alle osp-leiders die ik heb gekend. Dacht je dat ik bestond voor Piet Schmidt, of voor Jacques de Kadt? Ze zagen me eenvoudig niet, ik was alleen maar nuttig om stencils af te draaien of om boodschappen te doen. Maar de tweede keer dat ik een bericht naar oom Henk moest brengen, naar zijn kamer op het nas-kantoor, wist hij al wie ik was. Als mijn moeder ziek was, informeerde hij naar haar als naar een oude bekende. Tegenover jou heeft hij zijn belangstelling op een wat onhandige manier laten blijken, maar dat is ook typisch voor hem, want hij is een vreselijk onhandige man.'
Ik zwijg want ik zie niet in wat onhandigheid ermee te maken heeft. Zelf ben ik ook onhandig, beweert iedereen thuis bij hoog en bij laag, maar dat is toch geen reden om verschil te maken tussen joden en niet-joden.
Ik kan Willy niet overtuigen. 'Je staat veel te negatief tegenover oom Henk', houdt hij vol. 'Zijn pathetiek irriteert je, dat heb ik allang gemerkt, en soms ben je onredelijk tegenover hem. Je hebt geen idee van het verleden van die man. Op het partijbureau ben ik al heel wat van hem te weten gekomen. Je vindt het gek dat hij zich bij een kleine vakbeweging als het nas heeft aangesloten, maar weetje dat hij vroeger voorzitter van de
119