Kon ik maar naar Spanje, waar burgeroorlog is uitgebroken, om mee te vechten. Dat zei een oom ook tegen me die ik op de IJ-pont tegenkwam: 'Ik hoorde dat je naar Spanje was.'
Dat wordt van me verwacht, door mensen buiten de partij. En zelf heb ik een slecht geweten. Voor vader en moeder durf ik het niet, want nadat Saartje is doodgegaan kunnen ze het er niet nog bij hebben dat ik sneuvel. Of ben ik bang, en is het een smoesje om mezelf voor de gek te houden?
Er is ook een leger van de poum , onze zusterpartij in Spanje. Enkele partijgenoten zijn er naar toe, als mi-traillist. Maar wat zou ik er kunnen beginnen met mijn opleiding als optisch seiner en telefonist? Toch meld ik mij, zoals zoveel jonge partijgenoten en zonder het thuis te vertellen, om er als vrijwilliger heen te gaan.
Rietje verheerlijkt de Internationale Brigade. Zij is een beetje stalinistisch en snapt de tegenstellingen niet die er bestaan. Volgens de stalinisten is het alleen maar een strijd tegen Franco, voor de democratie. Terwijl Trotski zegt dat het een revolutie tegen het kapitalisme is, en dat in Spanje het socialisme moet worden gevestigd.
Op aandringen van Rietje heb ik me aangemeld voor de Rode Sporteenheid, om met haar te kunnen gaan zwemmen in het Sportfondsenbad. Zij is heel openhartig, alsof wij al verkering met elkaar hebben, en ze maakt me soms verlegen als ze zegt dat ze nu menstrueert, en niet kan zwemmen. Dan loopt ze langs de kant van het bad alsof ze mij in de gaten moet houden. Ook anderen zwemmen in het Sportfondsenbad aan de Polderweg. Theo Thijssen is er vaak, een reus van een kerel met de snor van een zeehond, die ik in stilte bewonder omdat hij schrijver is. Zijn boek Het
115