Nu Beppeke, Bart en Kaat, de briefis weer vol, jammer. Heel veel liefs en tot donderdag, Sal.
Amsterdam, 27 november 1960
Liefste Bep en kinders,
Veel post deze week. Moeder trekt zich de toestand erg aan, dat merk je aan elk woord dat ze schrijft, en dat zal ook wel de reden zijn waarom ze zo moeilijk de pen in de hand neemt. Haar drukke leven is wel enigszins een vlucht voor de zorgen, en zo is het ook maar het beste. Nu, jullie hebben mama verwend, hoor Bart en Kaat. Zulke mooie cadeautjes! Ja hoor Bep, stuur tantje Mietje maar wat met haar 70ste veijaardag. Ik zal ook een kaart sturen. Met al die verjaarskaarten de laatste tijd is Bart er een beetje bij in geschoten. We mogen drie kaarten versturen per week, daarvan wil ik er dan altijd een aan Bart en een aan Kaat sturen. Maar ja, door de veijaarskaarten hield ik vaak alleen maar een kinderkaart voor Karin over. Vind je niet zo erg, hè Bart? Papa denkt toch altijd aan je, hoor! En ik kan er heus niets aan doen. En jij bent al zo groot, dan denk ik: laat ik die ene kaart maar aan Kaatje sturen, Bart begrijpt dat wel. Maar nu zijn de verjaardagen achter de rug (waar ik toch ook een beetje blij om ben, want zulke dagen voelt een mens zich toch eenzaam) en heb ik weer kaarten genoeg. Wel, na de veijaardagen komen de feestjes. Volgende week Sinterklaas. Ik wou er toch ook iets aan doen en heb aan de andere kant van de brief wat rijmpjes voor de kinderen gemaakt, die mogen ze pas op Sinterklaasavond lezen. Ontferm jij je daarover, Beppeke? Jij mag ze gerust al lezen, hoor, voor wat erin staat had ik eigenlijk ook jouw toestemming moeten vragen (want het betreft ons beiden),
95