Het was een bloedige strijd, waarin een miljoen Algerijnen de dood vond. Op 18 september 1958 richtten de bevrijdingsorganisaties een 'voorlopige Algerijnse regering' op.
Deze strijd riep in Frankrijk heftige tegenstellingen op. De angst dat Algerije zou worden opgegeven als kolonie leidde tot een staatsgreep, waarbij vooral de parachutistengeneraal Massu op de voorgrond trad. Het gevolg hiervan was de val van de Vierde Republiek en het aan de macht komen van Charles de Gaulle.
In diezelfde periode had de onderdrukking van de Algerijnen zich tot in het hart van Frankrijk voortgezet. Terwijl ik dit schrijf vertelt de Franse schrijfster Marguerite Duras in Vrij Nederland van 9 januari 1993 hierover dat 'de Arabieren in de Seine gegooid werden, nadat ze door de politie vermoord waren. Dat was tijdens de Algerijnse oorlog. Iedereen schaamt zich over zijn eigen land.'
Het was op dat moment dat ik mijn solidariteit met de Algerijnse zaak omzette in actieve ondersteuning. In 1954 was ik namelijk gekozen in de dagelijkse leiding van de Vierde Internationale, de zogenoemde revolutionaire wereldpartij. Doordat het aanvankelijk in Parijs gevestigde secretariaat van de Vierde Internationale onder druk van de politieke situatie in Frankrijk naar Amsterdam verhuisd was, kwam ik in dagelijks contact met de Internationaal Secretaris Michel Raptis en zijn vrouw Hélène. Tijdens een gesprek met haar in die dagen zei ze ervan overtuigd te zijn, dat als in Frankrijk de ultra's de macht zouden grijpen, een atoomoorlog onvermijdelijk zou worden, omdat het nietsontziende cynici waren. Ik vatte haar woorden letterlijk op, en besloot toen, bij mijn ondersteuning van het Algerijnse
8