TEN GELEIDE
Wanneer je brieven uit de gevangenis publiceert, vertel dan eerst datje nooit van je leven gestolen hebt, geen vrouw verkracht, geen moord gepleegd, datje het niet voor jezelf hebt gedaan en toch geen soort Jezus bent. Wasje dan van lotje getikt, zullen vele mensen zich afvragen, maar zo is het ook niet.
Vijftien maanden in de cel — of liever: een jaar en drie maanden, hetgeen drie dagen meer is, want voor de rechter bestaat een maand uit dertig dagen — is geen kattepies. Daar moetje minstens een ton voor hebben achterovergedrukt, is me meer dan eens gezegd.
Wat heb je dan wel uitgevreten, vraagt men zich dan onwillekeurig af. Dat was nogal wat. Samen met mijn toenmalige vriend Michel Raptis was ik betrokken bij het ontstaan van een wapenfabriek voor het Algerijns verzet, die illegaal in Marokko was opgezet. Voor dat zelfde Algerijns verzet namen wij het initiatief voor het drukken van valse persoonsbewijzen. Maar wij werden uiteindelijk veroordeeld omdat we medeplichtig waren aan het uitlokken van de vervaardiging van valse Franse francs voor het FLN, het Front de Libération Nationale, het Algerijnse nationale bevrijdingsfront.
Dat Algerijnse Bevrijdingsfront, het FLN zoals ik het verder zal aanduiden, was in 1954 een bevrijdingsoorlog begonnen tegen de Franse overheersing, die sinds 1847 een feit was geworden. Hoewel honderd jaar later aan de Algerijnen formeel het Franse burgerschap werd toegekend, veranderde er niets en bleef het land in feite een Franse kolonie. Dit leidde ertoe dat na de politieke onafhankelijkheid in de aangrenzende landen Tunesië en Marokko, in Algerije de bevrijdingsoorlog begon.
7