alsmede mijn brief aan haar van 5 februari 1961 uit het Huis van Bewaring, die in dit boek is afgedrukt. Mr. Smeets heeft toen ook, qualitate qua, namens mij een getuigenverklaring afgelegd. En tot onze grote blijdschap zijn de Franse advocaten daarop vrijgesproken.
Daarmee houdt de zaak voor mij evenwel niet op. Tot mijn ontsteltenis las ik vele jaren later dat dezelfde mr. Verges als advocaat optrad voor de oorlogsmisdadiger Klaus Barbie. Had ik het ooit kunnen vermoeden, dan was ik nooit voor hem in de bres gesprongen. Maar hetzelfde geldt voor mijn samenwerking met Oeldrich, die Joop Zwart inschakelde. En toch was ons werk voor de Algerijnen zonder Oeldrichs medewerking ondenkbaar geweest. Zo is het leven vol onoplosbare tegenstrijdigheden.
Wat het document-Santen, als zogenaamd bewijsstuk tegen mr. Vergés overgelegd, betreft: het is voor mij nog altijd een raadsel. Er is ontzettend gehusseld met de bij mij thuis in beslag genomen stukken, en ook vertegenwoordigers van de Franse justitie hebben er op de rechtbank in geneusd.
Er was een zogenaamde huiszoeking bij mijn vrouw door twee rechercheurs toen ik allang gevangen zat. Men was iets vergeten, en kwam daarnaar kijken. Het was zo bevreemdend, dat mijn vrouw onmiddellijk contact heeft opgenomen met mijn advocaat mr. Smeets om te vragen wat zij moest doen. Hij heeft haar toen aangeraden een dagboek aan te leggen en daarin nauwkeurig haar ervaringen op te schrijven. Dat heeft zij gedaan, ook nadat deze rechercheurs voor een tweede keer belangstelling voor mijn spullen kwamen tonen.
Zo is mijn vrouw steeds voor mij in de bres gesprongen. Het begon al op het ogenblik van mijn ar-
22