huis op de Nieuwe Prinsengracht om er problemen te bespreken en opdrachten te krijgen, maar die dag was ik niet gegaan omdat er familie over was voor Hélène. Nauwelijks was ik thuis op het Berlagehof waar wij woonden, of er werd aangebeld. De deur werd opengeduwd. Een aantal rechercheurs drong naar binnen, en ging posten bij verschillende uitgangen. Duizend keer had ik gefantaseerd dat zoiets zou gebeuren, en ik meende zelfs bepaalde voortekenen ervan te hebben waargenomen: ik werd gevolgd, de postbus was niet gesloten, maar toch gebeurde het volkomen onverwachts.
Tijdens het verhoor bleek dat men mij samen met Michel Raptis op de Nieuwe Prinsengracht had willen arresteren, omdat ik daar elke dag heen ging. Op de complicatie van Hélènes verjaardag had men niet gerekend, en zo moest het arrestatieteam op het laatste ogenblik gesplitst worden.
Ik werd naar het Paleis van Justitie gebracht op de Prinsengracht, en moest daar wachten tot de zaken waren geregeld. In die tussentijd werden er voortdurend spullen naar binnen gebracht die in beslag waren genomen bij Raptis en bij mij thuis. De onzinnigste dingen lagen erbij, stenogrammen van mijn werk, een tiental schriften met aantekeningen van Henk Sneevliet uit de bezettingstijd, bij elkaar was het een enorme hoeveelheid en ik vroeg mij af hoe de justitie uit elkaar zou kunnen houden van wie wat was.
En zo kwamen Michel en ik achter de tralies, waar we dertien maanden in voorarrest zaten.
Natuurlijk waren er meer mensen bij het werk betrokken dan Michel Raptis en ik. Bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis ligt een ingesproken band van een Amsterdamse metaalbewerker, die in
15