nemen wat er precies aan de hand is. Hij stelt vragen over mijn leven, en mijn antwoorden worden steeds ingegeven door angst en schaamte. Die gevoelens hebben mijn hele leven begeleid. Als kind was ik al bang voor jood te worden uitgescholden, en ik schaamde mij er voortdurend voor besneden te zijn. Ik snapte niet waartoe het diende, en thuis durfde ik er niet over te praten. Zijn wij daarom anders dan anderen, vroeg ik mij af, is het een soort tatoeage die bij een bepaalde volksstam hoort.
Het is ketterij, zulke gedachten te hebben, al moedigt dokter Van Bomas mij aan mijn gedachten uit te spreken. Zou hij het mij niet kwalijk nemen dat ik zo kritisch sta tegenover het jood-zijn? Hij is zelf joods, en misschien vindt hij me wel een renegaat. Heel neutraal vraag ik hem wat de besnijdenis voor betekenis heeft. En als een dokter antwoordt hij, dat het lid erdoor beschermd wordt tegen een al te groot gevaar van infectie; ook komt bij de vrouwen van joodse mannen minder vaak baarmoederkanker voor. Bovendien blijft de zaaduitstorting wat langer uit, waardoor de kans op bevrediging van de vrouw groter is.
Maar hij is nieuwsgieriger naar mijn relatie met mijn schoonvader Henk Sneevliet, wil meer over mijn conflict met hem weten. In mijn politieke uiteenzetting is hij niet geïnteresseerd. Hoe zijn onze persoonlijke verhoudingen? Net als met mijn vader, moeilijk? Ik probeer hem duidelijk te maken dat het niet aan mij ligt, dat ze alle twee baasspelers zijn, maar hij antwoordt dat hij mij nogal onverdraagzaam vindt. Zonder het autoritaire gedrag van de meeste ouders te willen goedpraten. Al zou een psychiater zijn praktijk wel kunnen opgeven als daar een eind aan kwam...
Dokter Van Bomas acht in mijn geval een psycho
8