analyse op haar plaats, een tijdrovende en langdurige behandeling. Zelf heeft hij een wachtlijst, maar hij zal er met een jonge medewerker, dokter De Widt, over spreken.
Dokter De Widt is vierentwintig jaar, een jaar jonger dan ik, en even oud als mijn broer Maurits. Hij heeft donker, kroezend haar, een litteken op zijn gezicht. Zijn ogen kijken droevig, en als ik hem vertel dat ik op mijn veertiende jaar mijn zusje heb verloren, antwoordt hij dat zijn vader is gestorven toen hijzelf vier jaar was.
Voordat hij een gesprek met mij begint, wil hij me lichamelijk onderzoeken. Nu moet ik me uitkleden, zonder dat ik erop heb gerekend. Ik schaam me dood. Mijn voeten zijn niet vies, maar ja, helemaal schoon zijn ze ook niet. Vier dagen geleden ben ik naar het badhuis geweest. Daarna heeft het afschuwelijk geregend, mijn sokken waren door en door nat, en de sporen ervan kun je tussen mijn tenen zien. Haastig probeer ik de zwarte vlekken met mijn wijsvinger weg te wrijven.
Let dokter De Widt er niet op, of heeft hij het niet gezien? Hij beklopt me als een gewone dokter, onderzoekt de reflexen van mijn knieën, kijkt in mijn oren en in mijn ogen, en dat is dat. Misschien wil ik thuis in kort bestek mijn levensverhaal opschrijven, vooral met bijzonderheden die ik me scherp herinner, en liefst niets weglaten, voegt hij eraan toe.
Vreemd wat me bij het opschrijven invalt. Ik ben op een christelijk bewaarschooltje geweest, waar ik bidden heb geleerd. Mijn joodse ooms hadden er zo'n lol in, dat ik een cent van ze kreeg als ik een gebedje opzei
9