'Ik kan u werkelijk niet helpen', herhaalt de advocaat. 'Het heeft absoluut geen zin er nog langer over te praten.'
'Mijn vader kan aan alle machines werken', dring ik aan.
'Dat geloof ik best. Maar we kunnen niet aan elke machine vijf schoenmakers zetten.'
'Beslist u daar zelf over?' vraag ik, en verbaas me over mijn eigen chotspe. 'U kunt toch minstens voor mijn vader vragen?'
'Jij weet niet hoeveel keer ik al ben wezen vragen vandaag.'
Hij zegt 'jij', zoals vroeger, wanneer ik bij hem op kantoor moest zijn. En hij staat op en loopt de spreekkamer uit zonder een woord te zeggen.
Uit het geroezemoes aan al die tafeltjes hoor ik iemand vertwijfeld uitroepen: 'Het kan toch niet waar zijn, dat doodsbericht uit Mauthausen. Hij is pas gearresteerd.' Een magere vrouw van omstreeks vijftig jaar begint te schreeuwen: 'Jullie helpen alleen mekaar. Zo is het altijd geweest. Arme jidden tellen niet mee.'
Intussen komt de advocaat er weer aan, en gaat weer achter zijn tafeltje zitten. 'Ik heb voor u geïnformeerd. Schoenmakers zijn er werkelijk niet nodig. Maar ik moest vragen of uw vader een stansmachine heeft.'
'Ja', roep ik uit, nog voor hij verder kan gaan.
'Dat is dan een geluk. Als uw vader zijn stans in bruikleen wil afstaan aan p i g o l , kan hij er komen werken.'
Hijgend blijf ik voor de winkeldeur staan, zo heb ik gehold. Er staat een klant in de winkel, een vrouw van vaders leeftijd, die ons nog kent uit de tijd dat vader in de Jordaan een zaak had, en die altijd blijft plakken om te
58