moet hebben? Een B. De B van Bemazzel. En mazzel heb ik in mijn hele leven nog nooit gehad.'
'Een pietsie minder kan ook', zegt een oude man die zich omdraait en mij met zijn schouder terugduwt, in de lange rij van wachtenden voor het gebouw van de Joodse Raad aan de Nieuwe Keizersgracht. 'Ze lopen binnen niet weg. Ze kijken wel uit.'
Weer schuiven wij een voet vooruit, net zolang tot ik word binnengelaten in de grote spreekkamer, links en rechts gevuld met tafeltjes. Daar is een stoel vrij. Ik neem plaats tegenover een gezette man met een ring van grijs haar om zijn glimmende schedel. Het is een beroemde advocaat, die ik nog ken uit de tijd toen ik op een deurwaarderskantoor heb gewerkt. Zou hij mij herkend hebben?
'Waar kan ik u mee van dienst zijn ?' vraagt hij alleen.
Ik antwoord dat ik voor mijn vader kom, die een oproep heeft gekregen voor een werkkamp en toch zo'n goede vakman is. Kan hij niet bij pigol komen werken? Daar zijn toch steeds schoenmakers nodig omdat er zoveel schoenen voor de mensen in Westerbork moeten worden gemaakt? Ze zouden er geen spijt van hebben, hij heeft nog geleerd hoe je met de hand schoenen moet maken, en hij kan ook aan de machine werken.
De advocaat antwoordt vermoeid: 'Het spijt me echt voor u. Er zijn vandaag geloof ik al vijfentwintig schoenmakers bij me geweest die ook bij p i g o l wilden komen. Nu er een stempel voor wordt gegeven, lopen ze de deur plat.' Hij wil me zelfs een hand geven.
Zitten blijven, denk ik, laat je niet wegsturen. Een politieagent roepen ze er niet bij. En als je niet goed meer durft, knijp je je in je dijbeen, zo gemeen mogelijk totdat je denkt: Ik blijf hier toch.
57