'De psychoanalyse is niet kleinburgerlijk', verweer ik me, 'dat is een opvatting van de stalinisten. Weetje dat Trotski een voorstander was van de psychoanalyse?'
'En zijn dochter heeft zelfmoord gepleegd toen ze in Berlijn geanalyseerd werd', antwoordt Harry schamper.
'Niet door de analyse', zeg ik hees, 'omdat ze door Stalin in het nauw was gedreven.'
Het gesprek stokt ineens. Ik sta op om thee te gaan zetten, of liever de surrogaatthee die je te zuipen krijgt. Harry staat op, neust in mijn boekenkast. Hij kan zien dat ik geen boeken heb weggedaan, Trotski staat er, en Lenin, en zoveel meer.
Nu kijkt hij me schuchter aan. Hij schijnt spijt te hebben van zijn scherpe woorden, en vraagt aarzelend:
'Maar wat moet ik dan tegen de mensen zeggen? Wanneer doe je dan wel mee?'
'Over een halfjaar', antwoord ik.
Sindsdien zie ik Harry nauwelijks meer. Mijn dagen zijn volledig gevuld: overdag naar de schoenmakerij, naar huis, naar dokter De Widt, en dan is het mooi geweest. Het eerste halfjaar van 1942 is afgesloten met de verordening: 'Joden moeten van 20 uur tot 6 uur in hun woningen verblijven.'
55