tante Mien op onze trouwdag namen. Wij konden heus wel op eigen benen naar het stadhuis. Bep in een zwarte fluwelen jurk met Hongaars borduurwerk, ik met een nieuwe broek.
Oom Henk en Maurits waren getuigen. Wij hadden geen twee mensen kunnen vinden die ons een beter hart toedroegen en die toch zo verschillend waren. Tante Mien was gek op Maurits. 'Hij is zo'n knappe jongen', zei ze altijd, wat de meisjes altijd al hadden gevonden. Nu ging ik het eerst trouwen. Toen ik hem had verteld dat wij verkering hadden was hij verbaasd geweest: 'Je weet dat Bep politiek niet zo geschoold is, hè?' Waarom vroeg hij dit? Hij hield mij soms voor de gek als ik Lenin zat te lezen, of Trotski. En hij was een ondoorgrondelijk probleem voor oom Henk. Hij stak graag de draak met zulke heilige zaken als de revolutie en de partij. De onbewuste gewoonte van sommige partijgenoten, de partijvoorzitter in zijn spraak na te bootsen en te galmen bij lettergrepen waar deze dit op vergaderingen bij voorkeur ook deed, te brouwen en met de bril te zwaaien, was voor Maurits te verleidelijk om er niet met een knipoog aan mee te doen.
Jo Menist, de vrouw van de tweede man in de partij en Rotterdams gemeenteraadslid, had op de Overtoom voor de koffietafel gezorgd. Mijn familie van vaders kant was in alle vertakkingen aanwezig. De plaats van oom Henk aan het hoofd van de tafel bleef leeg. 'Hij is wel in zijn kamer', stelde Bep mij gerust, 'de deur is aan de binnenkant op slot.' Was hij in slaap gevallen? Zat hij een artikel te schrijven? Waarom kwam hij niet? We konden niet beginnen zonder hem. Sal trouwde, goed, daar moest je bij zijn, vonden mijn ooms en tantes, maar ze waren toch ook een beetje voor Sneevliet gekomen, die zo vaak in de krant
60