zou in de haven kunnen vallen, het door twee reusachtige vangarmen als door de scharen van een krab ingeklemde stuk Noordzee, waar olijfgroene golven dwangmatig kwamen aandrijven en tegen de muren sloegen. Daarboven tekende zich de blauwe hemel af, mistig door rookpluimen uit de schoorstenen van de Hoogovens.
'Vogels kunnen ook zingen,' had ik willen zeggen, maar ze luisterde al niet meer en liep naar de cementen trap, die langs de binnenkant van de pier omlaagzigzagde. Beneden draaide een hengelaar met één hand behendig een shagje.
'Kijk eens?' riep ik, en ik wees naar een gifgroene vrachtvaarder, die als een zwaan voorbijgleed in de richting van de sluizen.
'Hij heeft een rooie buik,' stelde Katie tevreden vast.
'En gele masten,' voegde ik eraan toe.
Intussen was haar belangstelling gewekt door een lichtboei, die in de golven als een lolbroek heen en weer danste. Katies schoudertjes bewogen mee met het ritme, één met het schouwspel. Al gauw wilde ze verder, ging op haar tenen staan, probeerde me een arm te geven waarbij haar handje tot boven mijn heup reikte, stak die toen weer vertrouwelijk in de mijne en trok me mee. 'Jij moet ook zingen, papa,' gelastte zij, en begon: Er schommelteen wiegje in 't bloeiende hout, een wiegje met...
...bloemengordijntjes, viel ik in. Dat hebben twee vogeltjes samen gebouwd, en zie toch...
'En zie eens,' verbeterde ze mij.
Zo zongen we verder, terwijl mijn stem zich richtte naar de hare en steeds even achterliep. Als het windeke speelt, door de loverkes streelt...
'Mama zingt altijd loverkrans. Wat is dat, een lover-krans, pap?'
91