gevuld apothekersflesje, op een schoteltje lagen twee groene pilletjes.
'Kan ik iets voor je doen?' vroeg ik voorzichtig.
'Daar ben je wel laat mee.'
Nog nooit was hij zo tegen mij geweest. Natuurlijk, ik had eerder moeten komen. En weer vroeg ik: 'Waarom heb je me het niet laten weten?'
Eelke gaf geen antwoord meer.
'Ik wist echt niet datje ziek was,' herhaalde ik, en vroeg of ik thee kon zetten.
'Je doet maar watje niet laten kan.'
Opgelucht stond ik op, blij ook omdat Eelke leek te ontdooien, liep naar het keukentje, probeerde tevergeefs de gasaansteker, zocht in een hangkastje naar lucifers. De theepot was nog halfvol met lauwe thee, die ik door de wc-pot wegspoelde. Misschien kon ik in die tijd een bordje afwassen, een lepel, maar alles was netjes aan kant, en zo bleef ik besluiteloos bij het gastoestel staan totdat de fluitketel gilde. Ik goot het kokende water in de theepot, en zuchtte. Hoe lang was het geleden dat ik Eelke het laatst had gezien? Met Pasen, dat wist ik zeker, want er was toen een partij conferentie geweest waar Michel Raptis had gesproken over de verandering van het machtsevenwicht in de wereld ten gunste van de revolutie. 'Koppie koppie' had Eelke tegen me gezegd, en op zijn voorhoofd geklopt. Ik zou de thee maar in de keuken inschenken.
Voorzichtig liep ik met twee kopjes naar Eelke terug, probeerde niet te morsen, bleef haken achter het vloerkleed en morste toch.
'Wil ik het naast je bed zetten?'
'Je gaatje gang maar.'
Godallemachtig, nou kreeg ik toch de pest in. Eelke
67