Ik zweeg.
We slurpten aan onze koffie, pelden ons eitje, in gedachten.. . Zouden we straks samen naar het station lopen? Waar moesten we nog over spreken? Maar Albert keek mij onderzoekend aan, en zei: 'Je bent jaloers op Thomas, dat is het.'
Zijn woorden schrijnden in mijn ziel als jodium in een open wond.
65