dan kwaad aan, en vriendelijk vroeg hij: 'Wat is er met jou aan de hand? Zo ken ik je niet.'
Ik haalde mijn schouders op en zweeg.
'Je meende toch niet watje gisteravond zei?' drong Albert aan.
'Jawel,' mompelde ik voor me uit.
'Ik begrijp er niets van.'
'Als ik het maar snap,' beet ik van me af, en schaamde me voor mijn eigen lompheid.
Albert wenkte de kelner, vroeg aarzelend: 'Je drinkt toch wel een kopje koffie met me, hè?' en bestelde twee koffie.
'Ik heb er de hele nacht van wakker gelegen,' vervolgde hij, 'en van alles ging me door het hoofd. Hoe moet het nu verder met het werk?'
'Dat is mijn zaak niet meer,' antwoordde ik, en weer had ik spijt van mijn woorden.
'Heb ikje soms gegriefd?' vroeg Albert voorzichtig, en toen:' Vindje het tarief niet hoog genoeg? Ik ben in onderhandeling, er komt een belangrijke verhoging, daar zuljij ook van profiteren.'
'Niet meer,' zei ik alleen.
'Waarom dan toch?'
'Ik ben het zat.'
'Wat ben je dan van plan?'
'Weet ik nog niet.'
'Het ligt toch niet aan Thomas?' en in de stem van Albert klonk voor het eerst argwaan door. 'Hij is bijzonder op je gesteld. De samenwerking tussenjullie zal werkelijk geen moeilijkheden opleveren.'
Samenwerking noemde-ie dat, Thomas de baas, ik de rechterhand.
64