erbij met een glimlach die je misselijk maakte. Die lieve jongen, die goeie klootzak. En dan gebeurde het voor je het wist.Je werd te scherp zonder datje het zo bedoeld had, je verbrak banden en bleef weer achter, inje eentje. In je eentje? Dat was niet waar. Altijd was Bep er wel, die mij opving, en mij beter kende dan ik mijzelf. Sallie Wegloop, noemde ze me soms. De oorlog heeft je uit de baan geslingerd, en je bent nooit jezelf geworden.
Weer naar kantoor, anders zat er niet op. Stenograaf af... Verder gebracht dan vader. Die kon zijn steno-examen niet betalen. Drees was ook stenograaf geweest, had zelfs nog voor Albert gewerkt. En Dickens was als stenograaf begonnen, de grote Dickens. Voor hem was het een start, jij smakt alleen maar omlaag.
Albert zou me wel een slecht mens vinden, dat ik hem zo in de steek liet. Een slecht mens. Dat gevoel droeg ik altijd bij me, al wist ik dat anderen er zo niet over dachten, en dat het onzin was. Hoe raakte je het ooit kwijt?
Het moeilijkste was datje niet wist waar de schuld lag. Vloeken op die oude zou oneerlijk zijn. Kon je van hem anders verwachten? Hij had zijn bureau opgebouwd, tientallen jaren, zelfstandig contracten afgesloten met de gemeenten. Waarom zou hij het mij cadeau doen? Zoujij anders hebben gehandeld? Ook jouw zoon gaat immers voor.
Onmerkbaar was de deur van de ontbijtzaal van het hotel opengegaan, en nu voelde ik een hand op mijn schouder, en ik schrok.
'Is het goed?' vroeg Albert, en ging tegenover mij zitten. Schuw keek ik naar zijn streng, vastberaden gezicht. Achter zijn gouden bril keken zijn ogen mij eer zorgelijk
63