klopte erop met zijn hamer om het leer stevig te maken. Daarna bevestigde hij de zool onder een schoen, en ging hem bijsnijden. Een schoenmakersmes moet zo scherp zijn als een scheermes, anders kom je er bijna niet mee door het leer. En daarvoor moet het hol geslepen worden. Als er een scharensliep langskwam die er geen verstand van had, sleep hij het als een broodmes, en daarmee verpestte hij het voorgoed. Aan één kant hol, vader had het hem nog zo gezegd. Was het mes goed geslepen, dan kostte het vader geen moeite, het leer te snijden. Want, zei hij altijd, als je voor het snijden zelf te veel kracht moet gebruiken, heb je geen energie over voor het aanbrengen van een goede vorm. En ook dat was voor hem niet voldoende, altijd streek hij het mes eerst door zijn haar.
'Weetje waarom ik dat doe?' vroeg hij ons.
'Omdat er een beetje vet in uw haar zit,' antwoordde ik haastig, om Maurits voor te zijn.
'Goed,' bevestigde hij. 'En ook voor iets anders. Aan alles watje doet moetje iets van jezelf toevoegen. Dan krijgt het een ziel.'
Zou hij hebben gesnapt, dat ik om zakgeld wilde vragen, en die gekke uitdrukking van charote alleen maar als aanloop had gebruikt? Ik overwon mijn aarzeling, en zei:
'Arie van de snoepwinkel krijgt een dubbeltje zakgeld van zijn moeder.'
'Dan kan hij er bij haar snoep voor kopen,' antwoordde vader. 'En zo krijgt ze het geld weer terug.'
Zijn redenering bracht mij in de war, en ik ontweek zijn logica.
'De jongens van Puttershoek krijgen ook zakgeld. En hun vader werkt bij het Droogdok.'
11