was geweest en geen kantoorpik, dan was ik zeker naar Amerika geëmigreerd. Stel je voor dat er oorlog kwam. 'Insteken, omdraaien, aftrappen,' hadden ze ons met bajonet-vechten geleerd. Dat ze jou zo iets in je onderlijf staken, de weke delen, vooral de weke delen werd erbij gezegd. En als Hitier hier binnenviel? Een ss'er, die zou ik gerust kunnen afmaken, maar gewone soldaten die ook voor hun nummer moesten vechten? Moffen, zeiden de mensen, vader zei het ook altijd. Ik kon het niet over mijn lippen krijgen. Ze hadden mij genoeg uitgescholden voor jood, en onder de Duitsers had je kwaden, de nazi's en hun aanhang, en goeden, antinazi's die tot de machtsverovering door Hitier in de meerderheid waren geweest, kwaden en goeden, als overal. De mensen zaten, waar ze ook woonden, op dezelfde manier in elkaar. Hoe zou in Nederland de arbeidersbeweging zich te weer hebben gesteld bij een fascistische dreiging van binnenuit? De leiders waren hier niet moediger dan waar ook, ze spraken dezelfde kortzichtige taal, dreigden alleen met woorden. En als Hitier het land binnenviel? In elk geval zou hij de oorlog verliezen, en dan zou er revolutie in Duitsland komen, daar was geen twijfel aan...
Terwijl de wacht voor het kazerneplein mijn mobilisatieboekje controleerde, me wees waar ik moest zijn, hoorde je-natuurlijk, daarginds ligt de kantine - soldaten blèren: Blonde Mientje heeft een hart van prikkeldraad.
'De staf van het Vijfde,' vroeg ik aan een sergeant. Het klonk gewichtig, gewoon dienstplichtig soldaat, ingedeeld bij de staf, omdat ik telefonist en seiner was. Twee vlaggetjes en een telefoontje op je mouw. Daar was ik destijds trots op geweest. Als verbindingsman hoefde je niet lijfelijk te vechten, tenzij je werd overvallen, en voor granaten of bommen was je natuurlijk evenmin veilig.
98